Afgelopen zondag was de eerste goede voorjaarsstorm van de lente. Het water was nog ijskoud, maar toch kreeg ik het briljante idee om te gaan surfen. Toen het idee opkwam kon ik het niet meer loslaten. Het lot van iedere surfer als het begint te waaien: surfkoorts.
Surfkoorts
Iedereen die surft kent het onrustige gevoel wel. Je wil graag het water op. Als je de bomen ziet zwiepen van de wind dan is het een teken dat het lekker waait. Maar dan is er altijd de vraag wanneer ga je het water op? Wanneer zijn er de juiste omstandigheden en is de wind perfect? Onrustig huppel ik door het huis en bekijk vijf keer achter elkaar de windvoorspelling op Windfinder en de NOS teletekst pagina’s met windinformatie voor de luchtvaart.
Het perfecte moment
De voorspelling is dat het aan het eind van dag flink gaat waaien. Een zuidwesterstorm met vlagen tot 90 km per uur. Aangezien ik naast de Sloterplas in Amsterdam woon stap ik daar vaak het water op, lekker makkelijk dichtbij en geen gedoe met het vervoer van spullen naar open water in de buurt waar vaak blijkt dat de omstandigheden toch niet ideaal zijn. De wind op de plas is vaak een stuk minder, dus 90 km per uur zal het nooit zijn, ten minste dat dacht ik.. Rond een uur of vier tuig ik mijn spulletjes op, elke eerste keer van het jaar is dit weer even wennen. De giek en de mast op de juiste lengte stellen en het zeil strak trimmen. Als alles perfect staat gooi ik het hele spul op een karretje en rijdt naar de plas.
De moed in de schoenen
Als ik bij het water aankom zakt de moed me even in de schoenen. De wind wordt steeds harder en blaast met harde vlagen over het water, witte vlokken schuim vliegen in het rond. Ik ga zitten op de steiger met mijn zeil in de hand. Mijn lichaam maakt zich klaar voor de strijd, mijn kuiten zijn gespannen en ik merk dat ik loop te blazen als een Russische gewichtheffer die 350 kg gaat liften. Na 5 minuten treuzelen spring ik op de plank en vaar ik weg.
Te harde wind
Het eerste stukje gaat redelijk, ik haak de trapeze in. Maar dan halverwege de plas zie ik aan een donkere streep op het water dat er een harde vlaag aan komt. Als ik de vlaag binnen vaar krijg ik een traditionele katapult. Ik word over mijn board getrokken met de trapeze nog ingehaakt. Als ik eenmaal in het water lig merk ik pas hoe koud het is. Mijn adem stokt. Ik probeer te waterstarten, maar de wind is zo hard dat ik mijn zeil niet uit de het water krijg. Als ik het zeil dan toch omhoog krijg wordt ik meteen over mijn board gesleurd. De wind is veel te hard voor mijn 5,3 vierkante meter zeil. Mijn vingers beginnen gevoelloos te worden van de kou. Paniek maakt zich van mijn meester, ik kom hier toch wel weg..? Na paar minuten geploeter kom ik uit het water als de wind even wat minder is. Als een natte kat vaar ik met een klapperend zeil naar de kant. Aldaar aangekomen spring ik van mijn plank af en moet nog een stukje terug lopen door het hoge water. IJskoud bereik ik de stijger waar ik wordt geholpen door Iwan, een vriend die even was komen kijken welke gek er met dit weer het water op gaat.
Game Over
Als ik op de kant sta na te hijgen bedenk ik dat dit een vrij domme actie was en dat er veel redenen waren om het niet te doen. De wind is veel te hard, het water is nog ijskoud, ik ben zo vroeg in het jaar nog niet fit genoeg én het is gevaarlijk. Iwan zegt het toch mooi is dat ik het even geprobeerd heb, zo voelt het op dat moment even niet. Even een ‘#notetoself’, een bericht naar mezelf zoals dat op twitter heet: doe dit niet nog een keer. Het lekkerste van dit soort ervaringen is de heerlijk warme douche achteraf. Als na een paar minuten mijn tenen beginnen te tintelen realiseer ik me: soms moet voelen waar je grens ook weer ligt als je uit de comfortzone stapt. Verder realiseer ik me dat surfkoorts zorgt voor oogkleppen of is het gewoon geweldige focus? Zoals bij veel vragen zijn beide antwoorden een beetje waar. Ook speelde een onlangs afgegeven telefonisch diepte interview over surfen in de Telegraaf vast mee, ik moest mijn naam als herintreder waar maken en zo geschiede.